Spelleiding en speluitleg

Inleiding

Een goede inleiding (voor elk spel of aktiviteit) wordt gekenmerkt door de volgende elementen:

  • warming-up (blessure-preventie)
  • hoge intensiteit – iedereen is aktief bezig
  • iedereen moet mee (kunnen) doen
  • uitdagend, avontuurlijk
  • inleiding tot spel(en) die daarop volgen
  • sfeer scheppend
  • leider maakt zijn positie duidelijk
  • kort, snel, simpel en duidelijk
  • opbouwend naar een (eind)doel
  • enthousiasme

Wenken en tips voor het op juiste wijze uitleggen en leiden van een spel(aktiviteit)

Vooraf

Weet wat je gaat doen.

Pas je spel, je programma aan bij de groep waarmee je gaat spelen. Houd rekening met de grootte van de groep, de leeftijd(sverdeling) van de deelnemers, de accommodatie die je ter beschikking hebt, de tijd die je voor het spel kunt uittrekken, het tijdstip van de dag of van het jaar, of je te maken hebt met valide of (enkele) minder valide spelers, het (vaardigheids)niveau van de groep e.d.

Zorg voor een goede afwisseling in je programma, in spelvormen en intensiteit. Zorg voor een juiste opbouw. Houd daarbij rekening met het volgende:

* Hoe zorg ik voor een climax in spelvormen?

* Hoe kan ik aktiveren en enthousiast maken zonder te overdrijven?

* Waar wil je naar toe werken of op uitkomen?

Je zult er voor moeten zorgen, dat je in de spelvormen een logische opbouw krijgt naar het einddoel: een groot bosspel dat je wilt gaan spelen of een oriëntatieloop die je wilt houden.

Zorg voor een passende inleiding bij de aktiviteiten die je wilt gaan spelen. Belangrijk hierbij is, dat de spelers op temperatuur kunnen komen (warming-up),

* er niemand aan de kant blijft staan. Geldt trouwens voor elk spel, dat je daarna nog wilt doen!!

* je niet teveel regels inbouwt. Laat de deelnemers maar lekker dollen,

* iedereen kan wennen aan lekker aktief bezig zijn en meedoen,

* je de deelnemers in de sfeer brengt,

Ken je spel(en)! Als het enigszins mogelijk is, heb je in de praktijk al geoefend wat je gaat doen.

Zorg voor een goede voorbereiding. Denk daarbij aan:

* Welk spel kies je?

* Hoeveel opdrachten wil je?

* Welke materialen heb ik nodig?

* Hoe maak ik het programma bekend?

* Hoe verzorg ik de voorbereidende instruktie?

* Weten de medewerkers wat ze moeten doen?

* Hoe deel ik de uitslag mee?

* Wie ruimt de materialen op?

* Op welke manier evalueer ik?

Zorg dat het materiaal, dat je nodig hebt in orde is en gereed ligt. Heb je zelf de materialen die je wilt gebruiken in huis, of moet je ze nog aanschaffen, lenen, huren of eventueel zelf maken?

Houd rekening met de veiligheid, zowel bij de voorbereiding, als later tijdens het spel. Kom je dan alsnog gevaarlijke situaties tegen, pas dan de situatie of de regels aan!

Controleer de materialen die je wilt gebruiken, voordat je ze gebruikt.

Laat geen materialen, zoals dartpijltjes en stootkogels slingeren. Ze nodigen uit om te gooien .. en een ongeluk zit in een klein hoekje, als je daar niet op bedacht bent.

Let op de kleding van de deelnemers en laat horloges, armbanden, kettingen e.d. afdoen.

Uitleg

  • Zorg, dat je zelf enthousiast bent. Toon dat door je houding, stemgebruik en kleding. Het presenteren van een indianendag in driedelig kostuum komt minder inspirerend over dan dat je als een bezetene, geschminkt en uitgedost als indiaan in strijdkleuren een zelf gebouwde wigwam uit komt stormen onder het uitstoten van enkele strijdkreten. Je mag vervolgens ook eisen stellen aan de deelnemers. Als jij er rechtop bij staat, zonder sigaret of kauwgum in je mond, mag je dat ook van de spelers vragen. Laat hen iets sportiefs aantrekken. Het vergroot de spelvreugde en spelbeleving.
  • Houd ook bij je speluitleg rekening met de groep waar je voor staat. Wees kort en bondig. Spreek verstaanbare taal, gebruik geen moeilijke zinnen en vermijd vakjargon. Humor kan leuk zijn, maar kan ook onduidelijkheid bij de uitleg in de hand werken.
  • Let er bij speluitleg op, waar je gaat staan:
  • Als jij in de zon kijkt, kunnen de deelnemers jou tenminste goed zien. Jij ziet de deelnemers echter slecht en het is noodzakelijk hen te observeren om te zien of jouw uitleg is overgekomen.
  • Praat niet tegen de wind in. De deelnemers verstaan je echt niet.
  • Ga maar gerust naar binnen als je een spel moet uitleggen bij een drukke weg of spoorlijn.
  • Ga eerst over tot de samenstelling van groepen. Doe dit bij voorkeur zelf. Je voorkomt dan dat sterken bij sterken en zwakkeren bij zwakkeren worden ingedeeld. Een indeling kan ook inhouden: Jan is tikker en de anderen zijn de lopers.
  • Wijs de grenzen van het speelveld of het speelterrein aan. Dit kan met een krijtje in een zaal, met lint of een lijn in het zand op het terrein of door met de gehele groep langs de afgrenzende paden te lopen in het bos.
  • Zet de groepen in de speelopstelling, bijvoorbeeld in de kring of in rijtjes.
  • Geef aan met welke middelen of attributen het spel gespeeld wordt, ook bijvoorbeeld dat een hockeystick gebruikt wordt om een bal te slaan en niet je medespeler.
  • Vertel in enkele zinnen het doel van het spel: Bijvoorbeeld:
  • Voetbal: Het is de bedoeling van de groep met de linten om al voetballend de bal in het doel te krijgen van de tegenpartij. Niets meer en niets minder vertellen!
  • Stratego: Het is de bedoeling van elke partij om het vaandel van de tegenpartij te veroveren.
  • Als je dit gedaan hebt, ga je over tot het vertellen van enkele elementaire spelregels, bijvoorbeeld:
  • Voetballen: De bal aan je voet spelen, niet met je hand.
  • Stratego: Bij je tegenstander erachter komen welk kaartje hij of zij heeft. Dit doe je door hem of haar aan te tikken. Zowel jij als je tegenstander moeten dan elkaar het kaartje laten zien. Degene met een kaartje van lagere rang moet zijn kaartje afgeven aan degene met de hogere rang. Als jij je kaartje kwijt bent, kun je bij je post een ander kaartje halen.
  • Demonstreer je uitleg aan de hand van voorbeelden. Je kunt ze zelf geven of enkele spelers een situatie laten spelen.

    Spelleiding

  • Begin om het spel te spelen.
  • Als de deelnemers het spel begrijpen, kun je het spel onderbreken om enkele nieuwe regels in te voeren, of voor het geven van enkele praktische tips. Let erop, dat je dit aan de gehele groep doet.
  • Stop het spel niet onnodig. Als de spelers plezier hebben in het spel, is dat belangrijk. Je probeert iedereen bij het spel te betrekken.
  • Sommige regels werken alleen maar spelbelemmerend. In een kleine zaal met voetballen (als dat is toegestaan?!) de bal steeds uit geven, werkt storend. Laat doorspelen en pas regels aan de situatie aan.
  • Kies als spelleider een plaats waarbij je het spel en je groep kunt overzien:
  • Bij een tikspel aan de kant,
  • bij een kringspel als deel van de kring,
  • bij een estafette op de lijn van het keerpunt, etc.

Het kan sportief lijken om temidden van de deelnemers te rennen, maar je mist dan wel het nodige overzicht. Je bent direct betrokken bij het spel van de tegenpartij en het kan op weerstand stuiten bij de tegenpartij. Zeker jongere kinderen kunnen veel op de leiding spelen en zonder dat je het je bewust bent, kun je een dominerende rol spelen.

Het kan ook voordelen hebben, als je meespeelt:

Je kunt een voorbeeld geven, er kan stimulans uitgaan van je meespelen en je kunt de zwakkeren meer in het spel betrekken.

Waak ervoor, dat je een spel niet ‘dood’ speelt door het te lang te doen. Te kort waardoor de deelnemers het spel ‘nauwelijks’ geproefd hebben, is natuurlijk ook niet goed.

Geef voor het einde van het spel aan, dat je wilt gaan stoppen, bijvoorbeeld door te vermelden, hoeveel minuten er nog gespeeld zullen worden, of dat je stopt na het volgende doelpunt.

Zorg voor een duidelijke afronding van je spel. In ieder geval deel je de uitslag mee. Je kunt de deelnemers ook vragen, hoe ze het spel beleefd hebben en/of afsluiten met het gezamenlijk drinken van een glas limonade.

Als je iets wilt uitdelen, zorg dan dat alle deelnemers een aandenken krijgen en niet alleen de winnaars.

Ruim materiaal op en laat de ruimte achter zoals je hem aantrof, of netter.

Afsluitende opmerkingen

Bij het organiseren van activiteiten in een kamp krijg je te maken met enkele beperkingen, maar ook met extra mogelijkheden.

  • De groepsgrootte is vooraf bekend, evenals de leeftijdssamenstelling van de groep.
  • Je moet binnen een bepaalde kampperiode een groot aantal activiteiten snel achter elkaar plannen en voorbereiden. Als je iets per ongeluk vergeten hebt, of ergens niet aan gedacht hebt, hebje niet direct alternatief materiaal. De mogelijkheden in het kamp beperken zich tot het materiaal, dat je bij je hebt.
  • Het uitleggen van een groot (bos)spel of een grote spelaktiviteit werkt natuurlijk anders dan de uitleg van een eenvoudig balspel.

Je zult dan in fases moeten uitleggen, of een gedeelte van de uitleg aan anderen moeten overlaten. Je kunt dan zelf de hoofdlijnen vertellen, een speurtocht, opzet spelenkermis en de uitleg van opdrachten of spelletjes overlaten aan de mensen op de posten of bij de onderdelen. Dit kun je ook bij een bosspel doen. Zelf het doel aangeven en de belangrijke spelregels en de posten tactische spelregels laten geven en ter plaatse demonstreren.

Bij het praktisch leiding geven kunnen de volgende opmerkingen worden gemaakt:

De volgorde van aanbieden van spelen loopt van eenvoudig naar meer gecompliceerd.

De spelers moeten direct kunnen beginnen en snel resultaten kunnen zien.

Laat iedereen altijd mee spelen en houd daarbij de zwakkeren in de gaten. Het is een taak van de spelleiding om hen te stimuleren. Doe dit door ze aandacht te geven, door zwakkeren tegen elkaar te zetten en door zelf mee te spelen om ze een kans te geven.

Een spel kan mislukken, als

  • de spelkeuze niet juist is,
  • je zelf te weinig spelervaring hebt,
  • er te veel of te weinig deelnemers zijn,
  • de organisatie fout is,
  • de leiding niet goed is, te autoritair of te weifelend,
  • de voorbereiding niet goed is en er te veel moet worden geïmproviseerd,
  • de voorbereiding te strak is en er te weinig kan worden geïmproviseerd.

Een spel kun je geslaagd noemen, als

  • de deelnemers er door ‘gepakt’ worden,
  • het spel ondanks de inspanning toch ontspannend werkt,
  • het spel aangepast is aan het niveau van de deelnemers.